Ik ben niet zo heel principieel, maar als het om tekst gaat heb ik wel een principe, namelijk:
Iedereen heeft recht op begrijpelijke tekst
(bijna) Iedereen moet de tekst kunnen snappen. Ook mensen met een verstandelijke beperking of een leerachterstand. En ook patiënten en cliënten die geen kaas van medisch jargon hebben gegeten.
Vakgenoten kunnen onderling best in jargon schrijven. Zo hebben artsen het met elkaar over de m. omohyoideus, als ze de spier aan de voorzijde van je nek bedoelen, die loopt tussen schouderblad en tongbeen. Dat is nu eenmaal een stuk efficiënter. Dus daar zeg ik niks van.
Maar wat als hun patiënten of cliënten de tekst ook willen begrijpen?
Dan schrijf je een tweede versie die voor hen begrijpelijk is. Zo (her)schreef ik onder andere wetenschappelijke onderzoeksresultaten, brieven voor cliënten over de Wet zorg en dwang, interviews voor een cliëntenmagazine en beleidsstukken voor een cliëntenraad.
Ik hou van normaaltaal
Ik zet dus een afspraak in mijn agenda en ‘schiet hem niet in’.
Mijn werk is leuk en niet mijn ‘passie’.
En bij een spelletje bullshitbingo probeer ik te verliezen.
Waarom? Omdat (zakelijke) taal duidelijk moet zijn. Het moet ruis op de lijn en misverstanden voorkomen.
En het is wel zo fijn als je direct weet waar je aan toe bent, zonder dat je moet gokken of raden.
Het zal wel met mijn no-nonsense-opvoeding te maken hebben 😉